Kindermishandeling en de handelsgeest van bureau Jeugdzorg Gelderland

Reactie op “Ontkenning van kindermishandeling” van 19 augustus 2014, door dr. Jan Willems

Na 30 jaar onderzoek van het fenomeen kindermishandeling mag dr. Willems zich een deskundige op dit gebied noemen. Hij heeft m.i. helemaal gelijk: ontkenning van feiten leidt in de jeugdzorg tot kindermishandeling. Ontkenning van feiten leidt ook tot mishandeling van ouders, grootouders en overgrootouders. Hulpverleners zetten vaak zware wapens in om kinderen van hun eigen ouders en familie te scheiden. Ik noem dat “de geheime missie van bureau Jeugdzorg”.

Een concreet voorbeeld laat deze missie zien.

Een tweeling, een jongetje en een meisje, wordt op 1,5 jarige leeftijd onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De peuters komen terecht in een crisispleeggezin. Dat is een pleeggezin waar kinderen slechts kortdurend mogen worden opgevangen. De pleegouders hebben nog een 16-jarige dochter en een 11-jarige zoon in huis. De peuters krijgen samen één slaapkamertje.

Stichting Lindenhout vindt in het netwerk van de tweeling een familielid dat bereid en in staat is om de zorg voor de tweeling op zich te nemen. Bureau Jeugdzorg besluit echter om de tweeling “perspectief-biedend” in het crisispleeggezin te plaatsen. Daarop wijzigt Lindenhout op papier de status van het pleeggezin. Het is nu plotseling geschikt voor langdurige opvang. Bureau Jeugdzorg verandert dus het beleid van Lindenhout, die jeugdzorg juist zo kort mogelijk wil laten duren.

Een jaar na de plaatsing maken de pleegouders onverwachts aanstalten om naar een andere gemeente te verhuizen. Ze doen dat zonder overleg met Lindenhout. De pleegouders negeren de rol die Lindenhout als begeleider van pleeggezinnen heeft en zetten Lindenhout eenvoudig buitenspel.

Lindenhout vertelt  de biologische vader dat de verhuizing op termijn gevolgen voor de tweeling zal hebben. Toch zijn ook de directe gevolgen niet te ontkennen: de tweeling moet naar een andere peuterspeelzaal en raakt alle speelkameraadjes kwijt.

De pleegvader vertelt aan de biologische vader dat de verhuizing in het voordeel van de tweeling is: de kinderen krijgen in de nieuwe woning ieder een eigen slaapkamer. Tussen neus en lippen door vertelt hij dat het nog geen 3 jaar oude jongetje waarschijnlijk ADHD heeft want hij is zo druk. En nee, dat ligt niet aan de verhuizing, want daar heeft hij de tweeling al goed op voorbereid.

De biologische vader herkent bij zijn zoontje geen ADHD. Het jochie is, net als zijn zusje, gewoon actief. Ze houden van buiten spelen en spelletjes doen. Hij vraagt zich dan ook af of zijn kinderen in het pleeggezin te weinig positieve aandacht krijgen. Die vraag valt bij de gedragsdeskundige niet in goede aarde. Zij beschuldigt hem ervan de pleegouders te diskwalificeren.

In de nieuwe woning mag de biologische vader de slaapkamers van zijn kinderen een jaar lang niet zien. Pas na aandringen van Lindenhout mag dat wel. Met eigen ogen ziet hij dat zijn kinderen toch weer samen één slaapkamertje kregen. De twee kinderbedjes staan strak tegen elkaar aan, in de lengte tegen de verwarming en pal onder het raam. Aan de buitenkant van de slaapkamerdeur zit een deurketting. De pleegvader vertelt dat hij die voor zijn pleegzoon nodig heeft. Daarop klaagt de biologische vader bij Lindenhout over hoe zijn kinderen gehuisvest zijn.

Lindenhout geeft de pleegouders opdracht om de deurketting direct te verwijderen en zo snel mogelijk twee slaapkamers voor de tweeling in te richten. De pleegouders vinden hun huis daarvoor te klein. Als oplossing laten ze hun eigen dochter snel het huis uit gaan. Of dit een positieve of een negatieve invloed heeft op hun relatie met de biologische vader en met Lindenhout, laat zich raden.

Tijdens het daaropvolgende evaluatiegesprek over de jeugdhulpverlening vertelt de pleegvader dat zijn pleegzoon toch geen ADHD heeft. Hij geeft alsnog de schuld van diens drukke gedrag aan de verhuizing. Voor hetzelfde geld had het jochie onterecht het ADHD-stempel gekregen en medicijnen moeten slikken.

De pleegmoeder vertelt dat haar pleegkinderen een slechte gezondheid hebben: de huisarts heeft hen in korte tijd nogal wat antibioticakuren gegeven om keel- en oorontstekingen te bestrijden. Dat de slechte huisvesting van de tweeling de oorzaak kan zijn geweest, is niet bespreekbaar.

De biologische vader vroeg al vanaf de uithuisplaatsing of hij met artsen en scholen mocht spreken. Nu vraagt hij zich af of de huisarts ooit de tweeling in het pleeggezin heeft bezocht. Lindenhout verwijst hem met zijn vragen steeds door naar bureau Jeugdzorg. Daar krijgt hij van de gezinsvoogd en de gedragsdeskundige steevast hetzelfde antwoord: “De gezondheid van de tweeling is een zaak van de pleegouders, om privacy-redenen maken wij de naam van hun huisarts niet aan jou bekend.”

Tijdens een bezoek van de tweeling aan hun vader klaagt zijn dochtertje over oorpijn. Hij ziet een fikse ontsteking aan haar linkeroorlel en achter het rechteroortje oude wondjes. Beide oorstekers haalt hij er voorzichtig uit. Zijn dochtertje vertelt hem dat zij al vaker bij haar pleegmoeder over oorpijn had geklaagd. Die had uitgelegd dat de oorstekers in moesten blijven, want dan konden de gaatjes niet dichtgroeien. De gezinsvoogd legt een melding van de oma van de tweeling, over verwaarlozing en mishandeling door de pleegmoeder, onbeantwoord naast zich neer.

Intussen bereikt de tweeling de basisschoolleeftijd. In groep 1 en groep 2 zitten de kinderen bij elkaar in de klas. De pleegouders volgen in die tijd een training over het opvoeden van een tweeling. In overleg met de basisschool wordt de tweeling in groep 3 in twee parallelklassen geplaatst. Volgens de gezinsvoogd en de gedragsdeskundige is dat beter voor hun identiteits- en schoolontwikkeling.

Aan het einde van het schooljaar hebben beide kinderen 8 onvoldoendes op hun rapport. Het gevolg is dat zij groep 3 moeten doubleren. Een gevolg is ook, dat ze wéér hun klasgenootjes kwijtraken. Voor de zoveelste keer moeten ze aan nieuwe groepsgenootjes wennen. Voor dat gebeurt, meldt Lindenhout dat de pleegouders ADHD-proefmedicatie aan hun pleegzoontje geven. De pleegouders moeten ook een PMTO-training volgen: een opvoedcursus om met moeilijke kinderen om te gaan.

Bureau Jeugdzorg legt de opvoeding en de schoolontwikkeling van de tweeling voortdurend en volledig in handen van de pleegouders. Lindenhout en ook de school erkennen dat betrokken biologische ouders van positieve invloed zijn. Toch verbiedt de gezinsvoogd de biologische vader om naar 10-minutengesprekken en ouderavonden te gaan. Hij mag geen schoolvoorstellingen van zijn kinderen bijwonen en niet met sportdagen helpen. Hij wordt niet betrokken bij de opvoeding van zijn kinderen. De ondertoezichtstelling van de kinderen en het ouderlijk gezag van hun biologische moeder wordt dus TEGEN de biologische vader gebruikt.

De pleegmoeder is intussen grootmoeder geworden. Via een gastouderbureau past ze 3 tot 5 keer per week thuis op haar kleindochtertje. Na verloop van tijd komt er ook een kleinzoontje bij.
Zij heeft dan de zorg voor vijf kinderen: haar eigen zoon, twee pleegkinderen en twee kleinkinderen. In de rapporten en verslagen van bureau Jeugdzorg en Lindenhout wordt dit nergens vermeld. Welke invloed de zwaardere belasting van de pleegmoeder en de vijf kinderen op elkaar hebben houdt bureau Jeugdzorg buiten beeld.

Bureau Jeugdzorg rapporteert wel dat de pleegouders in een identiteitscrisis zijn geraakt. Ook spelen er in het pleeggezin rond de tweeling loyaliteitsconflicten. Daarop eist bureau Jeugdzorg dat de biologische vader (!) zich met zijn kinderen laat observeren. Hij ziet daarin geen oplossing voor de pleegouders en werkt niet mee. Uit wraak zet de gezinsvoogd de bezoeken van de tweeling aan hun vader en zijn familieleden stop.

Pas als de kinderen op school zijn blijven zitten en zij allebei gedragsproblemen in het pleeggezin blijven houden neemt de gedragsdeskundige, die ineens plaatsvervangend gezinsvoogd is, weer contact met hun vader op. Het duurt dan nog een jaar voor de tweeling weer naar hun vader en eigen familie toe mag. De oorspronkelijke gezinsvoogd bepaalt dat de tweeling hun vader 8 uur per jaar mag bezoeken; en vader mag 8 keer per jaar 10 minuten met zijn kinderen bellen.

Bureau Jeugdzorg is met deze pleegouders overeengekomen dat zij de tweeling tot in 2024 houden. “Perspectief-biedend geplaatst” betekent dan: het financieel perspectief voor pleegouders.

Volgens Lindenhout kost een pleegkind ongeveer € 50.000 per jaar aan gemeenschapsgeld.
Dan is het rekensommetje voor de toekomst: twee kinderen x € 50.000 x 10 jaren = € 1.000.000. Garanties voor enige zelfstandigheid van de tweeling, na 2024, geeft bureau Jeugdzorg niet.

Getuigt dit van de handelsgeest van bestuurder Hans Lomans van bureau Jeugdzorg Gelderland?
Ik noem het uitbuiting van twee kleine kinderen; en de belastingbetaler draait voor de kosten op.

De tweeling, die intussen 8 jaar oud is, blijft in het pleeggezin en aan Lindenhout-medewerkers vertellen dat zij vaker en langer naar hun vader toe willen. De gezinsvoogd heeft de tweeling verteld “dat het is, zoals het is”. Hun pleegvader heeft hen daarna verteld dat zij hun pleegmoeder nergens de schuld van mogen geven. Wie dan wel? De gezinsvoogd, de gedragsdeskundige, Hans Lomans? Lijkt mij wel.

Wanda Ravier, oma van de tweeling