Kindermishandeling en de handelsgeest van bureau Jeugdzorg Gelderland

Reactie op “Ontkenning van kindermishandeling” van 19 augustus 2014, door dr. Jan Willems

Na 30 jaar onderzoek van het fenomeen kindermishandeling mag dr. Willems zich een deskundige op dit gebied noemen. Hij heeft m.i. helemaal gelijk: ontkenning van feiten leidt in de jeugdzorg tot kindermishandeling. Ontkenning van feiten leidt ook tot mishandeling van ouders, grootouders en overgrootouders. Hulpverleners zetten vaak zware wapens in om kinderen van hun eigen ouders en familie te scheiden. Ik noem dat “de geheime missie van bureau Jeugdzorg”.

Een concreet voorbeeld laat deze missie zien.

Een tweeling, een jongetje en een meisje, wordt op 1,5 jarige leeftijd onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De peuters komen terecht in een crisispleeggezin. Dat is een pleeggezin waar kinderen slechts kortdurend mogen worden opgevangen. De pleegouders hebben nog een 16-jarige dochter en een 11-jarige zoon in huis. De peuters krijgen samen één slaapkamertje.

Stichting Lindenhout vindt in het netwerk van de tweeling een familielid dat bereid en in staat is om de zorg voor de tweeling op zich te nemen. Bureau Jeugdzorg besluit echter om de tweeling “perspectief-biedend” in het crisispleeggezin te plaatsen. Daarop wijzigt Lindenhout op papier de status van het pleeggezin. Het is nu plotseling geschikt voor langdurige opvang. Bureau Jeugdzorg verandert dus het beleid van Lindenhout, die jeugdzorg juist zo kort mogelijk wil laten duren.

Een jaar na de plaatsing maken de pleegouders onverwachts aanstalten om naar een andere gemeente te verhuizen. Ze doen dat zonder overleg met Lindenhout. De pleegouders negeren de rol die Lindenhout als begeleider van pleeggezinnen heeft en zetten Lindenhout eenvoudig buitenspel.

Lindenhout vertelt  de biologische vader dat de verhuizing op termijn gevolgen voor de tweeling zal hebben. Toch zijn ook de directe gevolgen niet te ontkennen: de tweeling moet naar een andere peuterspeelzaal en raakt alle speelkameraadjes kwijt.

De pleegvader vertelt aan de biologische vader dat de verhuizing in het voordeel van de tweeling is: de kinderen krijgen in de nieuwe woning ieder een eigen slaapkamer. Tussen neus en lippen door vertelt hij dat het nog geen 3 jaar oude jongetje waarschijnlijk ADHD heeft want hij is zo druk. En nee, dat ligt niet aan de verhuizing, want daar heeft hij de tweeling al goed op voorbereid.

De biologische vader herkent bij zijn zoontje geen ADHD. Het jochie is, net als zijn zusje, gewoon actief. Ze houden van buiten spelen en spelletjes doen. Hij vraagt zich dan ook af of zijn kinderen in het pleeggezin te weinig positieve aandacht krijgen. Die vraag valt bij de gedragsdeskundige niet in goede aarde. Zij beschuldigt hem ervan de pleegouders te diskwalificeren.

In de nieuwe woning mag de biologische vader de slaapkamers van zijn kinderen een jaar lang niet zien. Pas na aandringen van Lindenhout mag dat wel. Met eigen ogen ziet hij dat zijn kinderen toch weer samen één slaapkamertje kregen. De twee kinderbedjes staan strak tegen elkaar aan, in de lengte tegen de verwarming en pal onder het raam. Aan de buitenkant van de slaapkamerdeur zit een deurketting. De pleegvader vertelt dat hij die voor zijn pleegzoon nodig heeft. Daarop klaagt de biologische vader bij Lindenhout over hoe zijn kinderen gehuisvest zijn.

Lindenhout geeft de pleegouders opdracht om de deurketting direct te verwijderen en zo snel mogelijk twee slaapkamers voor de tweeling in te richten. De pleegouders vinden hun huis daarvoor te klein. Als oplossing laten ze hun eigen dochter snel het huis uit gaan. Of dit een positieve of een negatieve invloed heeft op hun relatie met de biologische vader en met Lindenhout, laat zich raden.

Tijdens het daaropvolgende evaluatiegesprek over de jeugdhulpverlening vertelt de pleegvader dat zijn pleegzoon toch geen ADHD heeft. Hij geeft alsnog de schuld van diens drukke gedrag aan de verhuizing. Voor hetzelfde geld had het jochie onterecht het ADHD-stempel gekregen en medicijnen moeten slikken.

De pleegmoeder vertelt dat haar pleegkinderen een slechte gezondheid hebben: de huisarts heeft hen in korte tijd nogal wat antibioticakuren gegeven om keel- en oorontstekingen te bestrijden. Dat de slechte huisvesting van de tweeling de oorzaak kan zijn geweest, is niet bespreekbaar.

De biologische vader vroeg al vanaf de uithuisplaatsing of hij met artsen en scholen mocht spreken. Nu vraagt hij zich af of de huisarts ooit de tweeling in het pleeggezin heeft bezocht. Lindenhout verwijst hem met zijn vragen steeds door naar bureau Jeugdzorg. Daar krijgt hij van de gezinsvoogd en de gedragsdeskundige steevast hetzelfde antwoord: “De gezondheid van de tweeling is een zaak van de pleegouders, om privacy-redenen maken wij de naam van hun huisarts niet aan jou bekend.”

Tijdens een bezoek van de tweeling aan hun vader klaagt zijn dochtertje over oorpijn. Hij ziet een fikse ontsteking aan haar linkeroorlel en achter het rechteroortje oude wondjes. Beide oorstekers haalt hij er voorzichtig uit. Zijn dochtertje vertelt hem dat zij al vaker bij haar pleegmoeder over oorpijn had geklaagd. Die had uitgelegd dat de oorstekers in moesten blijven, want dan konden de gaatjes niet dichtgroeien. De gezinsvoogd legt een melding van de oma van de tweeling, over verwaarlozing en mishandeling door de pleegmoeder, onbeantwoord naast zich neer.

Intussen bereikt de tweeling de basisschoolleeftijd. In groep 1 en groep 2 zitten de kinderen bij elkaar in de klas. De pleegouders volgen in die tijd een training over het opvoeden van een tweeling. In overleg met de basisschool wordt de tweeling in groep 3 in twee parallelklassen geplaatst. Volgens de gezinsvoogd en de gedragsdeskundige is dat beter voor hun identiteits- en schoolontwikkeling.

Aan het einde van het schooljaar hebben beide kinderen 8 onvoldoendes op hun rapport. Het gevolg is dat zij groep 3 moeten doubleren. Een gevolg is ook, dat ze wéér hun klasgenootjes kwijtraken. Voor de zoveelste keer moeten ze aan nieuwe groepsgenootjes wennen. Voor dat gebeurt, meldt Lindenhout dat de pleegouders ADHD-proefmedicatie aan hun pleegzoontje geven. De pleegouders moeten ook een PMTO-training volgen: een opvoedcursus om met moeilijke kinderen om te gaan.

Bureau Jeugdzorg legt de opvoeding en de schoolontwikkeling van de tweeling voortdurend en volledig in handen van de pleegouders. Lindenhout en ook de school erkennen dat betrokken biologische ouders van positieve invloed zijn. Toch verbiedt de gezinsvoogd de biologische vader om naar 10-minutengesprekken en ouderavonden te gaan. Hij mag geen schoolvoorstellingen van zijn kinderen bijwonen en niet met sportdagen helpen. Hij wordt niet betrokken bij de opvoeding van zijn kinderen. De ondertoezichtstelling van de kinderen en het ouderlijk gezag van hun biologische moeder wordt dus TEGEN de biologische vader gebruikt.

De pleegmoeder is intussen grootmoeder geworden. Via een gastouderbureau past ze 3 tot 5 keer per week thuis op haar kleindochtertje. Na verloop van tijd komt er ook een kleinzoontje bij.
Zij heeft dan de zorg voor vijf kinderen: haar eigen zoon, twee pleegkinderen en twee kleinkinderen. In de rapporten en verslagen van bureau Jeugdzorg en Lindenhout wordt dit nergens vermeld. Welke invloed de zwaardere belasting van de pleegmoeder en de vijf kinderen op elkaar hebben houdt bureau Jeugdzorg buiten beeld.

Bureau Jeugdzorg rapporteert wel dat de pleegouders in een identiteitscrisis zijn geraakt. Ook spelen er in het pleeggezin rond de tweeling loyaliteitsconflicten. Daarop eist bureau Jeugdzorg dat de biologische vader (!) zich met zijn kinderen laat observeren. Hij ziet daarin geen oplossing voor de pleegouders en werkt niet mee. Uit wraak zet de gezinsvoogd de bezoeken van de tweeling aan hun vader en zijn familieleden stop.

Pas als de kinderen op school zijn blijven zitten en zij allebei gedragsproblemen in het pleeggezin blijven houden neemt de gedragsdeskundige, die ineens plaatsvervangend gezinsvoogd is, weer contact met hun vader op. Het duurt dan nog een jaar voor de tweeling weer naar hun vader en eigen familie toe mag. De oorspronkelijke gezinsvoogd bepaalt dat de tweeling hun vader 8 uur per jaar mag bezoeken; en vader mag 8 keer per jaar 10 minuten met zijn kinderen bellen.

Bureau Jeugdzorg is met deze pleegouders overeengekomen dat zij de tweeling tot in 2024 houden. “Perspectief-biedend geplaatst” betekent dan: het financieel perspectief voor pleegouders.

Volgens Lindenhout kost een pleegkind ongeveer € 50.000 per jaar aan gemeenschapsgeld.
Dan is het rekensommetje voor de toekomst: twee kinderen x € 50.000 x 10 jaren = € 1.000.000. Garanties voor enige zelfstandigheid van de tweeling, na 2024, geeft bureau Jeugdzorg niet.

Getuigt dit van de handelsgeest van bestuurder Hans Lomans van bureau Jeugdzorg Gelderland?
Ik noem het uitbuiting van twee kleine kinderen; en de belastingbetaler draait voor de kosten op.

De tweeling, die intussen 8 jaar oud is, blijft in het pleeggezin en aan Lindenhout-medewerkers vertellen dat zij vaker en langer naar hun vader toe willen. De gezinsvoogd heeft de tweeling verteld “dat het is, zoals het is”. Hun pleegvader heeft hen daarna verteld dat zij hun pleegmoeder nergens de schuld van mogen geven. Wie dan wel? De gezinsvoogd, de gedragsdeskundige, Hans Lomans? Lijkt mij wel.

Wanda Ravier, oma van de tweeling

Kindermishandelingskruistocht

… hun opvattingen hebben veel aards lijden veroorzaakt en veroorzaken dit nog steeds … (A. Van Dantzig)

Bezinning

Als een aanpak niet werkt en zelfs schadelijk is, is het tijd om achterover te leunen en zich te bezinnen, in plaats van de trein door te laten denderen. Dit kan pijnlijk zijn voor diegenen die te vuur en te zwaard de aanpak verdedigen, maar verdere schade moet voorkomen worden.

Ik heb het natuurlijk over de aanpak en bestrijding van kindermishandeling.

Prof. Van Dantzig, een psychiater, was geschokt over onderzoek waaruit bleek dat per jaar 50.000 kinderen werden mishandeld en begon met zijn vazallen een kruistocht. Hij richtte RAAK op, de Reflectie- en Actiegroep Kindermishandeling, waar ook Jan Willems deel van uitmaakt, pleitte voor opvoedles van ouders en meer controle, drang en dwang.

Zijn kruistocht veroorzaakt onnoemelijk veel onnodig lijden.

Onderzoek

Onderzoek is niet altijd betrouwbaar. Onderzoekers werken naar resultaten toe, interpreteren data verkeerd, baseren zich op onbetrouwbare instrumenten. Zo ook hier. De meldcode kindermishandeling en ook de veelgebruikte risicotaxatie LIRIK zijn onbetrouwbare instrumenten, die veel vals-positieven opleveren. Ook moet men bedenken dat jeugdzorg zelf ieder jaar een substantieel aantal meldingen over ouders doet, om de aanvoer van kinderen (lees: geld) te waarborgen. Andere meldingen, over mishandeling in instellingen en pleeggezinnen, worden daarentegen stelselmatig genegeerd. In instellingen is grof geweld tegen kinderen volkomen normaal. Vastpakken, tegen de grond duwen, in de isoleercel stoppen, vernederen, tot gehoorzaamheid dwingen en rustig houden met medicatie. Als u nog niet weet hoe gewelddadig daar met kinderen omgegaan wordt en u heeft een sterke maag, bekijk dan deze links:

Dat kinderen er dusdanig door getraumatiseerd raken, hun levenslust verliezen, crimineel worden of zelfs zelfmoord plegen, is gruwelijk en helaas begrijpelijk.

Mishandeling bestaat, maar het is maar de vraag of dat vooral door ouders gebeurt.

De grote, machtige, maar incompetente jeugdzorg

Kinderen zijn niet bij jeugdzorg gebaat. De ontelbare persoonlijke verhalen van vrijwel iedereen die met jeugdzorg in aanraking is gekomen, bewijzen dat jeugdzorg op geen enkel front ook maar iets te bieden heeft inzake hulp. Een topje van deze ijsberg staat op jeugdzorg-darkhorse en vele andere sites. Helaas kloppen al deze horrorverhalen.

Jeugdzorg is wel bij kinderen gebaat. Ouders brandmerken als kindermishandelaars EN jeugdzorg het monopolie geven bij het opsporen en in beheer houden van “mishandelde” kinderen, ondersteund door rechters die geen tijd hebben, niet deskundig zijn of zelf financiële belangen hebben in jeugdzorg, heeft van jeugdzorg een zeer machtig, onaantastbaar, maar etterend monster in de samenleving gemaakt, waar per jaar 4 miljard euro naar toe stroomt.

Een sprekend voorbeeld hiervan is de rechtszaak, waar Jan Willems zo enthousiast over is. In deze zaak, die niets anders is dan ordinaire kinderroof door BJZ, worden zowel het oordeel van deskundigen als de bloedband tussen ouder en kind door de rechters aan de kant geschoven. Bestudering brengt aan het licht dat in deze zaak drie partijen een financieel belang hebben bij het uit huis geplaatst houden van het kind: Bureau Jeugdzorg (30.000 euro minimaal per jaar), de pleegouders (pleegzorgvergoeding is hoger dan de kinderbijslag) en rechter Buijtenhuijs (bezoldigde bijbaan bij…..jawel, jeugdzorg).

Het verhaal van de vader is verbijsterend, maar binnen jeugdzorg volkomen normaal.

Door de bloedband te ontkennen, de sterkste band in de natuur voor mens en dier, wordt de weg vrij gemaakt voor kinderroof op grote schaal. Precies wat er in Nederland gebeurt.

Aanvoer van kinderen

Om de werkgelegenheid en geldstroom naar jeugdzorg veilig te stellen, moeten er voldoende kinderen aangeleverd worden. Dit bereikt jeugdzorg door zich te nestelen in alle facetten van de samenleving waar kinderen zijn. Op basisscholen praten jeugdzorgwerkers met kinderen. Op middelbare scholen vullen pubers een vragenlijst in met zeer intieme vragen. In ziekenhuizen wordt het ouderprotocol gehanteerd om mishandelende ouders op te sporen. Verenigingen hebben mensen rondlopen die een cursus “signaleren van kindermishandeling” hebben gevolgd. In Amsterdam voert Hanna Swaab neurologische tests uit op kinderen (lees: proefkonijnen), het wijkteam is er, door Paul Frissen het Cubaans revolutionair comité genoemd, ouder- en kindadviseurs dringen 6 weken na de geboorte je huis met spiedende ogen binnen, medewerkers van Operatie Badeend tellen het speelgoed in de badkamer om te kijken of er zo mogelijk iets aan de ouders mankeert.

En overal en altijd hangt het vangnet van jeugdzorg klaar om zoveel mogelijk kinderen te vangen.

De kruistocht van RAAK houdt jeugdzorg zeer stevig in het zadel.

Alarm

In 2002 schreef prof. Hoefnagels:

Er zijn nog steeds rechters die menen dat de werkers bij de kinderbescherming deskundig zijn, maar het overgrote deel van hen kent noch het recht noch de psychologie van dit terrein, noch de minimale normen die aan een rapport gesteld mogen worden. Op grond van vele expertises heb ik geconstateerd dat de rapporten van de raden en andere kinderbeschermingsinstanties niet op feiten berusten.
bron

Exact ditzelfde constateerde in november 2013 de kinderombudsman, in het rapport “Is de zorg gegrond?”, en Ido Weijers in 2012 in “Tekortkomingen bij de uithuisplaatsing”.

Er is in die 11 jaar niets verbeterd en wat ouders en kinderen allang weten:

Op grond van onjuiste rapporten worden kinderen al jarenlang onterecht uit huis geplaatst.

Als jeugdzorg een integere organisatie zou zijn en er zou geconstateerd worden dat kinderen onterecht uit huis geplaatst of onder toezicht gesteld worden, dan zou de organisatie onmiddellijk groot alarm slaan en alle dossiers, waar volgens ouders en kinderen fouten in staan, herzien, want ieder kind dat een dag te lang uit huis is geplaatst is er 1 teveel. Men zou fouten herstellen en maatregelen nemen om herhaling te voorkomen. Men zou zijn verantwoordelijkheid niet ontlopen en dat ook niet willen.

Evenwel doet jeugdzorg er niets mee, hoeft er ook niets mee te doen, herstelt fouten niet en laat kinderen verder wegkwijnen in instellingen en pleeggezinnen. Men wil namelijk graag die 4 miljard euro per jaar blijven opstrijken. En uithuisgeplaatste kinderen brengen veel op.

Zijn er alternatieven voor de huidige jeugdzorg?

Absoluut. Voor problemen zijn prima andere oplossingen te bedenken. Bovendien zijn mensen veel sterker dan hen wijsgemaakt wordt. Ze kunnen hun problemen zelf oplossen, op hun manier, met de hulp die ZIJ zoeken. Het geld wat door jeugdzorg opgeslokt wordt, is uitstekend in te zetten voor WERKELIJKE HULP.

Wat nu?

Ouders, kinderen, grootouders, ooms, tantes, vrienden en alle andere betrokkenen, die hierdoor geschokt zijn, willen deze jeugdzorg niet. De vraag is: Hebben we de macht het te veranderen? Deze site bestaat niet voor niets. Hoe meer in de openbaarheid komt, hoe meer mensen zullen beseffen, dat er iets heel erg mis is. En dat dit desastreus is voor de hele samenleving.

Jeugdzorg doet niets, de politiek doet niets, en dus moet de samenleving zelf alarm slaan.

Kik de Jong

 

Ontkenning van kindermishandeling

19 Augustus 2014 door dr. Jan Willems

Ontkenning van onwelkome feiten is een bekend en belangrijk fenomeen waarmee mensen en hele maatschappijen zich op de been houden. Soms voor korte tijd, soms een leven lang, of over meerdere generaties. Ontkenning kent vele vormen: bagatelliseren, rationaliseren, projecteren, loochenen, verdringen, vluchten in ideologieën, zich vastklampen aan hele en halve leugens en zelfbedrog. Ontkenning kan tijdelijk een nuttige functie hebben, een doekje voor het bloeden zijn, of een stapel doeken, maar vroeg of laat steken de onderdrukte persoonlijke of maatschappelijke spoken toch weer hun akelige koppen op. Een gevoelige snaar wordt geraakt. De vlam schiet in de pan. Met sommige feiten uit het persoonlijke of maatschappelijke verleden, of heden, willen we gewoon niet geconfronteerd worden. De pijn is te groot, de angst te overweldigend, verbale of zelfs fysieke agressie is dan vaak het eerste afweermiddel waarnaar gegrepen wordt.

Al dertig jaar onderzoek ik het fenomeen kindermishandeling. Dat is uiteraard niet mogelijk zonder eerst afgerekend te hebben met de persoonlijke spoken uit je eigen jeugd en verleden. Ontkenning is stilstand. Als persoon groei je pas weer als eerst beangstigende beelden of onaangename feiten onder ogen worden gezien. Dat geldt óók voor maatschappelijke verandering. Die is pas echt mogelijk als niet meer wordt weggekeken van grootschalige en grove mensenrechtenschendingen in heden en verleden. Eén zo’n grootschalige en grove mensenrechtenschending is de kindermishandeling. Nog steeds. Ook in Nederland.

Al twintig jaar publiceer ik over kindermishandeling en geef ik lezingen en colleges. Intussen zijn de keren dat ik naar aanleiding van publicaties of lezingen met persoonlijke of maatschappelijke spoken van lezers of toehoorders te maken kreeg, niet meer te tellen. Hoog tijd om eens in kaart te brengen op welke onderdelen of aspecten van kindermishandeling ontkenning bestaat en toeslaat. Ik heb inmiddels een tiental ‘ontkenningen’ onderscheiden, die ik verder wil uitdiepen in het kader van het onderzoeksproject van het Maastrichts Centrum voor de Rechten van de Mens naar ontkenning (denial) van grootschalige en grove mensenrechtenschendingen. Dit project heet Denialism and Human Rights en daarbinnen onderzoek ik de tien ‘denialisms’ met betrekking tot kindermishandeling.

Op deze plaats zal ik de vier belangrijkste aanstippen waarmee ik nog geregeld wordt geconfronteerd. Ten eerste: ontkenning met betrekking tot de definitie van kindermishandeling. Wie ook ernstige vormen van vermijdbare kinderbeschadiging door ouderlijk toedoen of nalaten buiten deze definitie wil houden, kan beter eerst te rade gaan bij de LONGSCAN classificatie  en bij General Comment 13 (2011) van het Kinderrechtencomité.

Ten tweede: ontkenning met betrekking tot de omvang van kindermishandeling. De cijfers zijn schrikbarend, en bovendien nogal uiteenlopend, afhankelijk van het soort onderzoek. Wie zich wil oriënteren, dient verschillende studies te raadplegen: de Nederlandse SOM 2007  en NPM-2010, onderzoek verschenen in The Lancet 2008 en gegevens uit 2013 van de NSPCC. De percentages variëren van ruim 3% van alle kinderen per jaar (120.000 in Nederland; NPM-2010) tot een kwart of zelfs meer dan een derde over de hele jeugd (NSPCC, SOM). Veiligheidshalve wordt uitgegaan van grofweg 10% per jaar in rijke landen (350.000 kinderen in Nederland; The Lancet/BBC). Het gaat dan om ernstige vormen van geweld, verwaarlozing of misbruik.

Ten derde: ontkenning met betrekking tot de ernst van de gevolgen van kindermishandeling. Persoonlijke en maatschappelijke spoken zullen er geen boodschap aan hebben maar wetenschappelijk gezien is hier geen enkele ruimte voor ontkenning blijkens met name de gegevens uit de diverse onderzoeken van de ACE Study en van het Center on the Developing Child van Harvard University. Propageerders van gelijkwaardig ouderschap redeneren het belang van het kind weg, bijvoorbeeld door omgang met beide ouders per definitie tot belang van het kind te verklaren, en aldus een mogelijk beschadigende ouder over één kam te scheren met een beschermende of meer sensitieve ouder. Maar het ondergeschikt maken van het belang van het kind aan de belangen van volwassenen is niet alleen een schending van kinderrechten maar leidt al snel tot kindermishandeling. De volgende ontkenning is dan het wegkijken of wegredeneren van de ernst van de gevolgen daarvan. Ook over het belang van het kind heeft het Kinderrechtencomité, in General Comment 14 (2013), zijn licht laten schijnen.

Ten vierde: de bloedbandmythe. Deze traditionele mythe, tegenwoordig in de moderne variant van de DNA-mythe, betreft de ontkenning van het primaire belang van de gehechtheidsband. Ook in Nederland is ruim een derde van heel jonge kinderen niet veilig gehecht. Veilige gehechtheid is niet een zaak van biologie (je bloedeigen kind of de helft van je DNA) maar van intensieve en sensitieve interactie tussen ouderfiguren en baby’s en peuters. In een uitspraak van 22 mei 2012 gaf de Groningse rechtbank aan dat gelukkig goed te hebben begrepen. De rechtbank volgde de conclusies van de ‘deskundigen’ niet en gaf aan dat zij “het door de deskundigen gehanteerde criterium, de bloedband, niet juist acht.” Helaas volgen rechters als regel ‘deskundigen’ wel.

In de lange reactie van Kik de Jong op mijn eerste blog komen alle vier ‘denialisms’ voorbij, aan de hand van stromannen en spokenfluisteraars. Niet iedereen die negatieve ervaringen met jeugdzorg heeft, weet deze even goed, en vanuit voldoende zelfinzicht, te onderbouwen. Dat is jammer omdat jeugdzorg en kinderbescherming in Nederland daar niet beter door worden. Maar misschien vooral omdat persoonlijke en maatschappelijke spoken er alleen maar door worden gevoed.

Niet kindermishandeling tiert welig, maar de paniek eromheen

Reactie van mevrouw Kik de Jong op het opiniestuk van dr. Jan Willems

Ieder jaar komen er 120.000 meldingen van kindermishandeling binnen bij het AMK. Stel je voor: Net zoveel kinderen als Maastricht inwoners heeft worden jaarlijks mishandeld. Als werkelijk op zo’n grote schaal kinderen mishandeld zouden worden, moeten ouders echt volledig het spoor bijster zijn.

Maar het cijfer klopt niet. Het is veel te hoog.

In de 15 jaar dat ik werkzaam was in het onderwijs, ben ik geen ouders tegengekomen, die hun kinderen mishandelen. Er waren natuurlijk problemen in de gezinnen van de leerlingen, zoals in elk gezin, zoals in elk leven. Sommige kinderen voelden zich alleen, sommige ouders hadden geen begrip, er was ruzie of een pestende broer, ouders hadden geen tijd omdat ze veel werkten, sommige ouders lazen hun kinderen nooit voor. Dat soort dingen hoort bij het leven en is geen mishandeling. Maar tegenwoordig heet dit allemaal mishandeling of verwaarlozing. En daar vliegt men uit de bocht.

Een kind bestaat voor de helft uit het DNA van de moeder, en voor de helft uit DNA van de vader. Ouders en kinderen hebben een zeer sterke band. De hechting aan de moeder begint zelfs al in de baarmoeder. Het is van groot belang ouders en kind niet te scheiden.

Kinderen en ouders zijn elkaars spiegel. Zij herkennen zichzelf in elkaar, nemen dingen van elkaar over en groeien samen verder. Niet altijd bewust. Maar dit is zoals het leven bedoeld is. Ieder kind krijgt mooie, maar ook moeilijke dingen mee van zijn ouders. Door zijn ouders te leren kennen, leert het zichzelf kennen. Door het kind te leren kennen, leren ouders ook weer over zichzelf. Problemen zijn er om te overwinnen en daar groeit de mens van. Maar groeien en zich ontwikkelen kan de mens alleen op zijn eigen tijd, op zijn eigen manier. De wisselwerking tussen ouders en kind is uitermate belangrijk en kan niet overgenomen worden door een ander. De band, hoe slecht die soms ook is, kan niet verbroken worden en kunstmatig met een ander aangegaan worden.

Uit een indringende documentaire over “De dwaze oma’s van Argentinië”, komt naar voren, dat, zelfs als het kind vlak na de geboorte is weggehaald en opgevoed door anderen, wat ten tijde van het schrikbewind van Videla op grote schaal gebeurde, de herkenning als het herenigd wordt met zijn familie, onbeschrijflijk is. Het voelt als thuiskomen. Het leed dat het kind is aangedaan, door het zijn eigen familie te ontnemen, is groot.

Ditzelfde leed wordt nu in Nederland op grote schaal gezinnen aangedaan. Onder het mom van “verwaarlozing” of “mishandeling” wordt een onnoemlijk groot aantal kinderen bij de ouders weggehaald en elders opgevoed. Honderden keren per jaar worden kinderen zelfs al voor de geboorte onder toezicht gesteld en vlak na de geboorte weggehaald. Zodra ouders niet helemaal perfect zijn volgens de afvinklijsten, kan men altijd wel redenen vinden om de kinderen onder toezicht of uit huis te plaatsen. De kinderen komen terecht in instellingen, in pleeggezinnen, zo’n 40.000-50.000 per jaar. Zeer schadelijk, maar zeer lucratief voor jeugdzorg. De ouders worden weggezet als “mishandelaars” en bij bosjes uit de ouderlijke macht gezet.

Dhr. Willems heeft in deze gang van zaken zelf een voortrekkersrol in gespeeld. Met niet-aflatende ijver pleit hij al jaren voor meer controle over de opvoeders, verplichte opvoedcursussen (alsof de samensteller daarvan de wijsheid in pacht heeft), vroeg-signalering van kindermishandeling, uitbreiding van de definitie van kindermishandeling, invoering van de meldcode kindermishandeling, een voortdurende bemoeienis met en snel ingrijpen in het gezin door de Staat.

Het is hem, samen met een groep anderen, verenigd in RAAK, gelukt, de meldcode kindermishandeling verplicht te stellen. Maar de meldcode kindermishandeling is een onbetrouwbaar instrument, waar echte deskundigen, zoals Henry Otgaar  of Paul Frissen voor hebben gewaarschuwd. Jos Lame heeft terecht geweigerd deze meldcode in te voeren. Maar de meesten zijn er kritiekloos mee aan de slag gegaan. Want kindermishandeling, dat willen we niet! Een groot aantal mensen heeft een cursusje “signaleren van kindermishandeling” gevolgd, wat goed geld voor de aanbiedende organisaties betekende en nu lopen er in Nederland honderdduizenden mensen rond, die vooral denken dat de buren hun kinderen wel zullen mishandelen. Zoals Henry Otgaar zegt: de code zal veel vals-positieven opleveren. En dat klopt ook. Er wordt veel mishandeling gesignaleerd, die geen mishandeling is. Vals-negatieven zijn er ook. Er is mishandeling, die niet gesignaleerd wordt. Denk maar aan Savannah. Ondanks de aanwezigheid van vele hulporganisaties werd Savannah vermoord. Hoe professioneel zijn deze hulpverleners dan eigenlijk?

Dus, omdat iedereen zich inmiddels deskundig waant op het gebied van kindermishandeling, schiet het aantal meldingen omhoog.

Ik zou ervoor willen pleiten dat iedereen, die denkt kindermishandeling te kunnen signaleren, deze meldcode eens voor zichzelf invult. Hij zal erachter komen, dat ook hijzelf zijn kinderen mishandelt. Weleens ruzie gehad, waar de kinderen bij waren? Weleens een onmachtige tik gegeven? En ja, hoor, de kinderen zijn dan “getuige van huiselijk geweld” en “slachtoffer van fysiek geweld”. Hopelijk dat men dan wat wijzer en bescheidener wordt.

Het boek van dhr. Storms over psychopathologie zal een zeer averechts effect hebben

Het boek van dhr. Storms zal het effect hebben, dat men her en der “psychopaten ” zal gaan ontdekken. Zoals men ook seksueel misbruik meent te kunnen ontdekken m.b.v. de poppenvilla, diagnoses denkt te kunnen stellen aan de hand van Wikipedia pagina’s, een mishandeld kind denkt te kunnen ontdekken als een kind zich prima gedraagt (maar ongetwijfeld een groot geheim met zich meedraagt), of een emotioneel verwaarloosd kind ontdekt, als het onschuldig doktertje speelt.

Een samenleving die op zo’n verwrongen manier met ouders en kinderen omgaat, is een gestreste samenleving, waarin wantrouwen hoogtij viert en waar een kind niet veilig in op kan groeien.

Het kind plaatsen bij de “meest empathische ouder” zuigt ouders een vechtscheiding in

Dhr. Willems signaleert wel terecht, dat de bemoeienis van jeugdzorg en kinderbescherming een averechts effect hebben. Maar niet alleen op vechtscheidingen. Bij een scheiding worden ouders door het familierecht de “vechtscheiding” ingezogen. Dhr. Willems trapt met open ogen in de valkuil. Hij pleit voor een plaatsing bij de “meest empathische ouder”. En dus gaan ouders tegen elkaar opboksen en de ander in een kwaad daglicht stellen om dit predicaat te krijgen. Advocaat Peter Prinsen analyseert dit mechanisme uitstekend in zijn stukken.

Je kunt het de ouders niet kwalijk nemen. Men dreigt hen het kostbaarste in hun leven, hun kind, te ontnemen. Waar dat met Ruben en Julian op uitdraaide weet iedereen.

De waanzin rondom kindermishandeling

Wat dhr. Willems voor ogen stond toen hij zijn kruistocht begon weet ik niet, maar de simplistische wereld, waarin de wijze professional onwetende en verwaarlozende ouders liefdevol begeleidt, bestaat niet. De vele jeugdzorgwerkers, leerkrachten, consultatiebureaumedewerkers, zorg coördinatoren, leerlingbegeleiders, buren en andere amateuristische opsporingsambtenaren beschuldigen ouders massaal van mishandeling of verwaarlozing. Die vervolgens massaal hun kinderen kwijt raken.

DAT IS PAS KINDERMISHANDELING!

De waanzin rondom kindermishandeling, heeft dus een hoeveelheid kindermishandeling EN oudermishandeling tot gevolg, die zijn weerga niet kent.

Allen Frances, de samensteller van de DSM-4 lijst, kwam tot inkeer, toen hij merkte dat deze lijst een epidemie aan diagnoses tot gevolg had. Hij had de moed dit aan de kaak te stellen en ontliep zijn eigen verantwoordelijkheid hierin niet. Ik hoop dat dhr. Willems ook tot inkeer komt, nu blijkt dat de paniekerige waanzin van het “opsporen en voorkomen van kindermishandeling” mede dankzij hem een epidemie aan schadelijke ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen tot gevolg heeft gehad. Een epidemie van mishandeling.

Willen wij een land van alleen gele tulpen?

Ido Weijers, die een werkelijk wijs mens is, en die, als hij nu jong was geweest zeker onder toezicht zou zijn gesteld, gaf in een interview aan: Ouders zijn helemaal niet onverschillig, ze doen het goed, LAAT KINDEREN MET RUST, en verspil geen geld aan onbenulligheden.

Iedereen zou zijn kinderen op moeten kunnen voeden op zijn EIGEN manier. Die vrijheid, inmiddels verdwenen in Nederland en vervangen door een totale controlezucht, is een groot goed, en geeft ruimte aan iedereen om op zijn manier te leven en zichzelf te mogen zijn. Dit geeft een rijk gevarieerde samenleving. Op dit moment mogen alleen gele tulpen bloeien in Nederland. Keurig afgepast en in het gareel. Op de manier van de “hulpverlener”, een opvoedcursus of een richtlijn, met drang, dwang en dreiging.

Maar wil je in de bloementuin ook klaprozen, korenbloemen, kastanjebomen en andere pracht, dan zal je die de ruimte moeten geven. Laat de ander in zijn waarde. Als je een mens met rust laat, bloeit hij op. Maar wijsheid is niet in een protocol te vangen en het is de vraag of het angstige Nederland, met dhr. Willems voorop, dit aandurft.

Een moeder, dus… kindermishandelaarster

De rechtsstaat in de grondwet, maar nog steeds niet voor kinderen

Op 14 juli 2014 publiceerde dr. Jan Willems onderstaand opiniestuk  (bron: Maastricht University)

Op 27 juni berichtte de rijksoverheid het volgende. ‘De Grondwet krijgt een algemene bepaling die uitdrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is. Deze zal voor artikel 1 worden toegevoegd en luiden: De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten.’ Aldus deze website van de rijksoverheid.

In 1998 verdedigde ik in mijn proefschrift Wie zal de opvoeders opvoeden? de stelling dat in Nederland sprake is van grootschalige en ernstige mensenrechtenschendingen. En wel door het grove gebrek aan structurele preventie van kindermishandeling, waarvan tienduizenden kinderen elk jaar het slachtoffer waren met zeer ernstige gevolgen voor henzelf, de gezinnen waarin zij opgroeien, en de hele maatschappij. Bij een dergelijke grove mensenrechtenschending is het bijna een gotspe Nederland een rechtsstaat te noemen. Is de situatie intussen zodanig verbeterd dat we de rechtsstaat zonder gêne een plaatsje in de Grondwet kunnen geven? Helaas, het tegendeel is het geval.

De omvang van kindermishandeling is toegenomen, van schattingen van minimaal 50.000 vóór 1998 en minimaal 80.000 in mijn proefschrift naar een in 2005 en 2010 gemeten omvang van minimaal 120.000 kinderen per jaar. En ook dat is nog een forse onderrapportage van de werkelijke omvang van vermijdbare ernstige kinderbeschadiging. Zeker als je bedenkt dat één op de drie jonge kinderen – volledig onnodig – onveilig is gehecht. Met alle risico’s vandien voor de gezonde ontwikkeling van hun hersenen, veerkracht en persoonlijkheid.

Bovendien weten we meer van de ernst van de gevolgen, met name op medisch en neurologisch vlak (zie Acestudy en Harvard), en van de miljarden per jaar die we in Nederland verspillen met een achterhaalde en averechtse aanpak. We weten immers ook veel beter dan in 1998 wat echte preventie inhoudt en hoe de aantallen dus drastisch kunnen worden teruggedrongen. En daarmee de kosten van gezondheidszorg, criminaliteit en uitkeringsafhankelijkheid.

Het sterkste staaltje van de averechtse aanpak, en voortdurende kinderrechtenschendingen, in ons land is wel de intensieve bemoeienis van jeugdzorg en kinderbescherming met ‘vechtscheidingen’ die dat helemaal niet zijn, waardoor kinderen niet bij de ouder met de meest empathische persoonlijkheid en de meest empathische (in vaktermen: responsieve) opvoedingsstijl worden geplaatst, maar bij de ouder die het best de slachtofferrol speelt en het meest meehuilt met de jeugdzorgwolven in het bos (zie Jan Storms, Destructieve relaties op de schop, Utrecht 2014, slothoofdstuk; laatste druk zojuist verschenen).

Door het sinds 1995 geheel ontbreken van effectieve rechterlijke controle opereert jeugdzorg praktisch gezien als een staat-in-de-staat. Naar (beschermende) ouders en (bedreigde) kinderen wordt niet geluisterd. En de belastingbetaler draait ervoor op (zie Arnold Heertje, Economie, Amsterdam 2014, laatste hoofdstuk). Over democratie en rechtsstaat gesproken.

De Grondwet waarborgt de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten? Niet voor empathische ouders, niet voor de argeloze belastingbetaler, en al helemaal niet voor mishandelde en bedreigde kinderen!